maandag 1 november 2010

Spijt

‘Ga je in je jogging naar het kerkhof?’ ‘Ja’, zeg ik, nog totaal in de pathologiesfeer, maar me vooral totaal onbewust van het feit dat Allerheiligen een nationale feestdag is. Nu ja, dat het een feestdag is, dat wist ik wel. Het wordt je er tijdens WO ingehamerd, bijna ingeramd zelfs, samen met tal van andere feestdagen die samenhangen met een of andere katholieke gebeurtenis, die tegenwoordig nog weinig relevant is. Jammer van de term 'feestdag'.

Het kerkhof hier in het dorp stelt weinig voor, maar aangekomen zie ik er groepjes mensen met bloemen zeulen, hier een chrysant, daar een bloemstukje. Het feit dat ik in jogging kom, gewoon praktisch om zo snel mogelijk weer te kunnen studeren, beklaag ik me al van zodra ik een voet uit de auto zet. Keurig gekleedde mensen staren me een beetje aan. En ik zak nog dieper weg in mijn sjaal. Ik zeg heel bedeesd goeiedag tegen de mensen die ik ken, en dat zijn er in een klein dorp als dit, verbazingwekkend weinig, allochtone Bevingenaren.
En dan kom ik bij hun laatste rustplaats, bedekt met bloemen als symbool voor het ‘we zijn je nog niet vergeten’. En terecht. Hoe kan je de mensen waarbij je opgroeide nu ook vergeten?

De ‘krakende schoenen’, die zogezegd een scheetje maskeerden, want zo geniepig was ze wel. De overheerlijke pannenkoeken als ik er om vroeg, wanneer dan ook. De ijses bij de Venise, die grijze haren en de ‘God zegene en bewaar u’ bij het slapen gaan. Kruiswoordraadsels, discussies over voetbal, de naam ‘Katrientje’, waarvan ik nooit zal weten waarom hij me soms zo noemde, en het vingertje tijdens de klassieke muziek. Kortom mijn tweede paar ouders. Hoe kan ik jullie nu ooit vergeten?

Dus ja, spijt van de jogging, misschien wel uit respect, spijt van de feestdag maar vooral spijt van jullie afwezigheid.